| Spookverlaat || Broedvogels | Waarnemingen | Vogelkijkhut Amalia | Ooievaarsnest | Planten | Kaart | Waarneming.nl |
| Spookverlaat » Broedvogels || 1995- || 2001 » 2002 » 2003 » 2004 » 2005 » 2006 » 2007 » 2008 » 2009 » 2010 » 2011 » 2012 » 2013 » 2014 » 2015 » 2016 » 2017 » 2018 » 2019 » 2020 » 2021 » 2022 » 2023 » 2024 |
| Start » Waarnemingen » Spookverlaat » Broedvogels 2021 |
2021
Foto's van Alles bij elkaar gaat het in de bovenstaande tabel om intussen 82 geldige broedvogelsoorten gedurende 27 aaneengesloten inventarisatiejaren, die gezamenlijk maar liefst 12.405 geldige territoria produceerden! Dit komt neer op een jaarlijks gemiddelde van 459. Het hoogste jaargemiddelde vinden we bij de Wilde Eend met 68,3 territoria, het laagste blijkt op 1,0 te liggen en wordt gedeeld door niet minder dan 24 verschillende soorten. Gaan we iets dieper op deze materie in, met nu apart attentie voor de groepen niet-zangvogels en zangvogels, dan komen we alweer uit op de Wilde Eend (68,3) in de eerstgenoemde groep, gevolgd door de Meerkoet met 30,6 en de Grauwe Gans met 21,7. Bij de zangvogels treffen we op de bovenste drie plaatsen aan: Winterkoning met 27,7 – Kleine Karekiet 25,3 – Merel 21,8. In beide groepen staan respectievelijk 14 en 10 soorten op de laagste sport met allemaal gemiddeld 1 vestiging. Natuurlijk kan dit op meerdere manieren worden vervolgd, maar er vallen ook nog allerlei andere onderdelen te belichten. Laten we daarom onze aandacht nu eens verschuiven op o.a. soortvergelijkingen in de breedte, dat houdt het wel zo leuk en interessant.
Zo kunnen we bijvoorbeeld groei en vermindering aangaande het jaarlijkse aantal territoria bij soorten in een vast gebied vergelijken. Hier valt meteen op, dat er zich onderling veel verschillen voordoen. Denk bijvoorbeeld aan een structurele groei, een zich doorzettende langdurige achteruitgang, gelijkmatigheid over de gehele jarenlinie (of een groot deel daarvan) of een doorlopend, onregelmatig verloop, maar ook uitsterven, nieuwe vestiging, enz. Vaak is een oorzaak wel duidelijk, soms zijn er meerdere aanwijzingen, maar regelmatig blijkt het moeilijk of zelfs (nog) niet mogelijk om redenen onderbouwd te benoemen. Laten we beginnen met wat zangvogelsoorten, die zich bij voorkeur vestigen in een jong maar groeiend bosgebied, met daarin wat hogere bomen, maar ook voldoende struikgewas om op vooral insecten te kunnenfoerageren en te nestelen. Ingeval van stand- of doortrekvogels kan het daarbij ook van belang zijn dat er mogelijkheden zijn voor gedeeltelijke bodemfoerageerders. Zwartkop, de Tjiftjaf en de VinkEnkele soorten met bovenstaande vestigingswensen in het BMP-plot 4716, Spookverlaat-Kruiskadegebied, zijn de Zwartkop, de Tjiftjaf en de Vink. In 1995, toen het monitoren werd gestart, hadden deze drie soorten achtereenvolgens slechts 5, 5 en 3 territoria bezet. Tijdens het broedseizoen 2000 was er sprake van 7, 10 en 8, en in 2003 13, 14 en 9; dus vooral bij de Zwartkop en de Tjiftjaf zat er flinke groei, de Vink liet dat nog niet in die mate zien. Blijkbaar is laatstgenoemde meer gebaat bij hogere bomen dan bij meer struikgewas. Dit is niet onlogisch, omdat deze soort nesten in bomen bouwt en de beide anderen dit in struiken doen. En zo snel gaat bomengroei nu eenmaal niet, dus dit is duidelijk zichtbaar in de groei van het aantal territoria bij deze drie soorten. In 2007 zijn de cijfers anders: de drie soorten hadden een ongeveer gelijk aantal territoria gevestigd: de Zwartkop 20, de Tjiftjaf 22 en de Vink ook 22. De mogelijkheden voor de Vink hebben zich blijkbaar verbeterd binnen vier jaar. Zes jaren later, in 2013, bleek er sprake van 22, 20 en 19 geldige vestigingen, dus leek een conclusie, dat rond 20 territoria mogelijk de draagkracht van het hele gebied zou kunnen zijn. Het jaar 2016 kwam tot 26, 22 en 24 “eigen erfjes”, er bleek dus nog ietwat rek in te zitten. De laatste twee broedseizoenen, 2020 en 2021, laten voor de Zwartkop 33 en 35 geldige vestigingen zien, de Tjiftjaf bezette er 26 en 27, de Vink tenslotte deed het met 20 en 16. Relatief dus behoorlijke verschillen. Opmerkelijk was, dat er in maart 2020 langs de Spookverlaatrijweg tussen boerderij Koot en het ooievaarsnest/de vogelobservatiehut door SBB de twee het dichtst bij de weg liggende boskavels helemaal werden gekapt, waarna de flora daarop enorm snel reageerde. Dat deze gebiedjes in 2020 en 2021 alweer ongelooflijk vlug met snelgroeiende struikjes dicht waren gegroeid, scheelde met name voor de Vink mogelijk een aantal territoria in negatieve zin voor het totale onderzoeksgebied.
Maar de Tjiftjaf groeide juist met een relatief klein aantal vestigingen over het geheel te inventariseren gebied en de Zwartkop deed het ook ietwat beter in het totaal. Elders moet er dus sprake zijn geweest van groei van de aantallen vestigingen. De twee bovengenoemde in 2020 gekapte kavels leverden duidelijk minder bevolkingsdichtheid op dan de twee met bomen ernaast, die als zodanig gespaard waren gebleven. Het lijkt daarom reëler om deze uitkomsten in plaats van strikt mini-lokaal te bezien over het gehele onderzoeksgebied, omdat er in bijna alle kavels de laatste vijf jaren relatief forse ingrepen waren. Gevolgen van de essenkap in 2017Daarom nu ook een duik in de invloeden op de avifauna, veroorzaakt door de essenkap vanaf 2017 en de daarmee gepaard gaande andere aanpassingen, in het gehele gebied. Zoals het scheppen van ruimte voor lagere begroeiing enerzijds en het aanplanten van nieuw bomenplantgoed anderzijds. Er was voor de auteur helaas geen mogelijkheid om de soortkaarten jaarlijks te vergelijken. De totale bezetting in de jaren 2015 t/m. 2021 bedroeg achtereenvolgens 550, 493, 520, 483, 473, 616 en 658 geldige territoria. Opvallend is dat dit in de broedseizoenen 2015 en 2016 (dus voor de essenkapstart in 2017) deels iets hoger lag en meteen na 2017 gedurende twee seizoenen wat duikelde. Meteen daarna, in 2020 en 2021 schoot het totaal vergeleken met de 473 in 2019 omhoog met bijna 150 exrtra in 2020 (naar 616) en daarna in 2021 zelfs nog zo’n 40 meer, grofweg een groei van bijna 190 (658) vergeleken met 2019. Bij forse ingrepen ontstaat er meer floraruimte met duidelijke veranderingen in de begroeiing. Het ligt voor de hand dat er meer vestigingskansen komen voor soorten, die voorkeur hebben voor lagere bodembedekkers, los van elkaar staande lage, middelhoge en/of hogere struiken en wat verspreid staande bomen. Voor een deel gaat het dan om zogenaamde “secundaire pioniersoorten” als bijvoorbeeld Heggenmus, Fitis en Kneu, die daarna bij groeiveranderingen soms weer verdwijnen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld open duingebieden als aansprekend voorbeeld. Afhankelijk van de ligging van de ingrepen ten opzichte van aangrenzende gebieden (zoals bomenrijen, bosranden, ruigtes, droger moeras met wat struiken, enz.) zijn vestigingen van voorheen op die plekken (nog) afwezige soorten in meerdere gevallen ook mogelijk. Maar het bovenstaande gaat niet altijd op, omdat er mogelijk (nog?) niet aan alle voorwaarden wordt voldaan. Of omdat er soorten zijn, die het niet altijd zo nauw nemen met hun keuze en veelzijdiger zijn in bijvoorbeeld de voedselvoorziening. Toch is er een aantal vogelsoorten in het gebied, dat een relatief flinke vestigingsgroei laat zien dat in de periode 2017/2021. Daarbij lijkt het opmerkelijk, dat er ook een aantal soorten bij is dat ogenschijnlijk weinig of niets te maken lijkt te hebben met grootschalig kapwerk. Dit is verklaarbaar, maar men moet zich erin verdiepen, voldoende kennis van zaken hebben, logisch redeneren en ook wat grijze cellen activeren! Daarentegen kan ook het tegenovergestelde (= “verliezers”) het geval zijn. Wat voorbeelden van “winnaars”
Natuurlijk valt er nog veel meer te onderzoeken, uit te diepen, anders te benaderen, enz. Maar het lijkt me dat een minder omvangrijke tabel en een korter onderzoeksonderwerp in een “Braakbal”- bijdrage beter past, voldoende is en de leesbaarheid stimuleert. De rapportage aan Staatsbosbeheer/SOVON is ook aangepast. Slot
Met dank aan de teamleden, , en voor het veldwerk en wat daar allemaal bij hoort,, als nestkastenbeheerder en twee “stagiaires”, die allen met plezier en kennisgroei hebben bijgedragen aan het totale “product” ter bescherming van onze avifauna en andere natuurelementen. Nu óp naar maart 2022 (dan alweer BMP-seizoen nummer 28!). Belangstelling? Een keer of meermalen buiten ervaren? Vragen? Neem gerust contact op! Meer van langer geleden?Meer ontwikkelingen door de tijd treft u in het overzicht van alle onderzoeksjaren vanaf 1995 tot heden |
ContactVoor vragen over het inventariseren van broedvogels in het Spookverlaat/ de Kruiskade kunt u zich tot richten. |