| Spookverlaat || Broedvogels | Waarnemingen | Vogelkijkhut Amalia | Ooievaarsnest | Planten | Kaart | Waarneming.nl | |
| Spookverlaat » Broedvogels || 1995- || 2001 » 2002 » 2003 » 2004 » 2005 » 2006 » 2007 » 2008 » 2009 » 2010 » 2011 » 2012 » 2013 » 2014 » 2015 » 2016 » 2017 » 2018 » 2019 » 2020 » 2021 » 2022 » 2023 » 2024 | |
| Start » Waarnemingen » Spookverlaat » Broedvogels 2011 |
Analyse broedseizoen 2011Alweer voor het zeventiende broedseizoen verkende het team, bestaande uit,,,, en , veertien ronden lang het gebied op broedvogels. Dit gebeurde in opdracht van Staatsbosbeheer regio West en onder de BMP-vlag van van SOVON. Het veldwerk duurde vanaf 21 februari t/m. 18 juli en zoals altijd lukte het weer om het eindverslag rond 15 december af te ronden en naar SBB en SOVON op te sturen. ![]() ![]() ![]() In meerdere opzichten was het een gemiddeld jaar, zowel wat de weersomstandigheden als de totale uitkomsten aangaat. We kwamen uit op een totaal van 425 territoria/broedparen (2010: 427), 52 broedvogelsoorten (2010: 50), 2 nieuwe broedvogelsoorten, te weten Krakeend en Grauwe Vliegenvanger, 1 Vogelrichtlijnsoort (2010: 1) en 5 Rode Lijst-soorten (2010: 4). Bij de zangvogels werden 250 geldige territoria genoteerd, de niet-zangvogels kwamen tot 175. De in totaal 52 soorten werden keurig verdeeld tussen niet-zangvogels (26) en zangvogels (26). Natuurlijk hoort er in een verslag een totaaloverzicht in tabelvorm met de broedvogelsoorten en hun aantallen territoria/broedparen. Maar een lijst met enerzijds 17 aparte onderzoeksjaren en anderzijds niet minder dan 72 broedvogelsoorten gedurende de hele jarenreeks wordt wel een erg groot en vooral vol geheel aan kolommen en cijfers. Best wat (te?) veelgevraagd om door te nemen en ook nog ietwat onder de pet te houden ... Algemene observatiesTe land, te water en in de lucht was het tijdens de werkrondes dit seizoen relatief rustig: we namen op, bezijden en boven het gebied 82 vogelsoorten (inclusief exoten en “soep”soorten) waar. Dit is 16 minder dan het seizoensrecord, dat sinds 2007 op 98 staat. Eruit sprongen vooral de Groene Specht en Grauwe Vliegenvanger, bij de mannelijke Krooneend bleek het om een escape te gaan. De ochtendronde van 21 februari was met 45 in/om/boven het gebied waargenomen soorten het stilst,die van 17 mei het soortenrijkst met 63. De rustigste avondronde was die van 7 maart (16 soorten), het drukst werd het op 1 april (34). De gemiddelde dichtheid per ha over het hele gebied was 17,0 territoria/broedparen(2010: 17,1 en 2009: 18,8). Hoewel de totaaluitkomsten over 2011 vrijwel gelijk zijn aan die van 2010 deden zich per soort toch soms flinke verschillen voor. Dik in de min zaten o.a. fuut, fazant, meerkoet, tuinfluiter en gaai, duidelijk in de plus waren bijvoorbeeld kuifeend, winterkoning, rietzanger, kleine karekiet en spotvogel. Zwanen, ganzen en eenden![]() ![]() Bij de zwanen, ganzen en eenden was er een leuke nieuwkomer: met 1 territorium werd de krakeend voor het eerst bijgeschreven. Slob- en kuifeend waren present met 1 resp. 4 territoria, blijkbaar meet de autoclustering niet altijd met precies eendere maten als wij voorheen deden achter het bureau …….. Bij de nabespreking besloten we e. e. a. niet te wijzigen via een “aangepaste” digitale input, omdat dan de uniforme landelijke werkwijze niet wordt gevolgd. Een historisch dieptepunt bij de fazant: slechts 3 territoriale hanen; de fuut had diens op één na slechtste seizoen, de scholekster bezorgde goed nieuws: op het Amalia-eilandje werden meerdere jongen groot en ook de ooievaars hadden succes (twee jongen vlogen uit, een derde – fotobewijs is er – redde het al erg klein niet). Roofvogels en uilenDenkelijk heeft het paartje haviken aardig huisgehouden onder meerdere wat grotere vogelsoorten, want er zijn minstens 2 jongen op het nest vastgesteld. Mogelijk waren hierdoor boomvalk en torenvalk alweer niet als broedvogel present en wie weet heeft de absentie (na 12 jaar presentie) van de sperwer (te weinig geldige waarnemingen) er ook mee te maken. De buizerd bezette 3 territoria, waarbij in twee nesten jongen zijn geconstateerd. Voor het eerst sinds 1996 kon geen ransuilterritorium worden aangetoond , evenmin zijn er jongen gezien of voedselpiepend gehoord. Watervogels en rallenZowel landelijk als bij ons zit het waterhoen sinds meerdere jaren flink in de min: sinds 2008 blijft het aantal territoria onder de 10, terwijl dit voorheen bij lange na niet het geval was bij deze niet bepaald winterharde soort. DuivenEind jaren ’90 zat de houtduif op zijn top met ± 30 broedparen, in de loop naar 2010 daalde de stand steeds meer met in 2010 en 2011 nog maar 9 territoria. Havikeninvloed? Ondertelling? In 2012 zijn we hierop meer alert. Overige vogels![]() ![]()
Per biotoop
Broedvogels Rode Lijst 2004 + Europese Vogelrichtlijn 1979 / Natura 2000![]() ![]() ![]() Van de tot en met het verslagjaar 2011 72 broedvogelsoorten in het gebied staan er niet minder dan 14 op de Rode Lijst 2004, dit is nota bene wel 19,4%! Hiervan worden er ook nog eens 2 vermeld op de bijlage bij de Europese Vogelrichtlijn. Qua soortenaantal is ons oudste VWG-kerngebied dus zeker niet onbelangrijk als het gaat om in de gevarenzone vertoevende soorten. Maar als de aantallen territoria nader onder de loep worden genomen past toch wel weer enige bescheidenheid.
Intussen is men al bezig met de voorbereiding van de Rode Lijst 2014 en het zal geen verbazing wekken als daarop ook de namen van drie soorten zouden prijken die tot de broedvogelstand van het onderzoeksgebied beho(o)r(d)en, te weten torenvalk (vanaf 2006 nog maar 1 keer broedvogel), spreeuw (in 2001 voor het laatst een bezette nestkast) en scholekster (vanaf 1996 vijf territoria/broedpogingen/broedsels, waarvan drie in de laatste vier jaar). Maar het is niet de plaats en tijd om hierop nu nader in te gaan. De spotvogel
Afsluitend "de Spotvogel" de enige Rode Lijstsoort die voldoende kan worden doorgelicht op basis van zowel aanwezigheidsjaren, territoria-aantallen, vestigingslocaties en gedane beheerswerkzaamheden: de spotvogel. Van de 17 onderzoeksjaren was de soort 15 broedseizoenen present, alleen in 1999 en 2000 liet hij verstek gaan. Tijdens die 15 keer was het totale aantal territoria in 61, wat gemiddeld 4,07 is (gerekend over de hele 17-jarige periode komt het neer op 3,59). Van de 17 onderzoeksjaren zitten er 11 onder de gemiddelde presentie van zeg maar 3,6 tot 4,1 territoria en 6 erboven. Van deze laatste zes pieken er niet minder dan drie opvallend bovenuit: 1995 en 2009 met elk 8 en 2011 met een record van 11. Er was in 2011 dus zeker wel sprake van een “bepalende” soort. De periode 1998 t/m. 2005 is relatief redelijk stabiel op een laag niveau, verder valt er moeilijk steekhoudend commentaar te geven omdat er in de reeks geen duidelijke aanknopingspunten zijn. De oorzaken van de onregelmatige pieken, dalen en gelijkmatiger periode ligt mogelijk (mede) aan situaties in de Afrikaanse overwinteringsgebieden. Of (ook) aan de ligging van Nederland aan de uiterste westrand van het broedareaal. In elk geval staat de soort niet voor niets op de Rode Lijst en tijdens contact met SOVON (Jan-Willem Vergeer) bleek dat het daar direct was opgevallen dat de spotvogel het bij ons erg goed had gedaan. Bij het vergelijken van de soortkaarten over de 17 onderzoeksjaren wordt het meteen duidelijk dat er meerdere plekken zijn die een sterke vestigingsvoorkeur genieten.
![]() ![]() Alles bij elkaar tellen de drie “kernlocaties” (dicht langs toegangspad Koot met 12 territoria, omgeving Amaliahut ook 12 en het “Driehoeksbos” nabij de N11 met 13 vestigingen) bij elkaar 37 “eigen vogelerfjes”. Omgerekend komt dit neer op ruim 60% van alle 61 vestigingen in de periode 1995/2011. Hiermee is duidelijk bewezen dat na forse beheersingrepen enkele jaren later de vestigingsvoorwaarden voor de spotvogel flink verbeterd (kunnen) zijn en dat de soort hier dan ook snel en dankbaar gebruik van maakt. Wat voor de spotvogel geldt kan natuurlijk ook bij andere soorten worden uitgeplozen aangaande de relatie beheerswerk/wijzigingen in de broedvogelstand. Landschapsbeheer en broedvogelinventarisatieIn het periodiek overleg tussen SBB en de VWG (Landschapsbeheer) bestaat wederzijds een open oor voor het bespreken van relatief wat grotere ingrepen die o.a. voor de broedvogelstand positief kunnen uitwerken. Jaarlijks krijgt de VWG-commissie Landschapsbeheer daarom ook op CD-rom het verslag Broedvogelinventarisatie Spookverlaat/Kruiskade aangereikt, zoals dat naar SBB en SOVON gaat. Op deze manier loopt de communicatie tussen de werkgroepen Broedvogelinventarisatie en Landschapsbeheer prima en kan het aspect “broedvogels” duidelijk en met kennis van zaken bij Staatsbos tijdens het overleg aangaande Landschapsbeheer worden ingebracht. En: zo nodig zijn er altijd nog “interne” babbels of e-mails mogelijk tussen teamleden van breide groeperingen. Enkelen van hen zijn ook nog eens actief in beide groepen. Meer van langer geleden?Meer ontwikkelingen door de tijd treft u in het overzicht van alle onderzoeksjaren vanaf 1995 tot heden Meer over 2011?Dit verslag is een samenvatting van het “originele” rapport aan Staatsbosbeheer regio West en SOVON.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ContactVoor vragen over het inventariseren van broedvogels in het Spookverlaat/ de Kruiskade kunt u zich tot richten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||