Analyse broedseizoen 2009

Het zit er weer op, 16 ronden liepen we vanaf half februari tot half juli rond en door het oudste VWG-kerngebied Kruiskade/Spookverlaat. Zowel ’s ochtends als in de avond en ’s nachts. “We” staat voor:,,,,en. Het was alweer voor de vijftiende keer dat dit natuurgebied voor Staatsbosbeheer jaarlijks op de broedvogelbevolking werd onderzocht.

Bijzonderheden

Tijdens de looprondes (4 tot soms 7 uur durend) werd er van alles in, naast en boven het gebied aan foeragerende, zittende, staande, lopende, alarmerende, zingende, roepende en vliegende “veren” gezien en/of gehoord. In totaal wel 93 vogelsoorten, de opmerkelijkste/ mooiste/ interessantste waren:

  • Purperreiger
  • Grote Zilverreiger
  • Bruine Kiekendief
  • Havik
  • Boomvalk,
  • Ransuil
  • IJsvogel
  • Oeverzwaluw
  • Huiszwaluw
  • Blauwborst
  • Sprinkhaanzanger
  • Vuurgoudhaan
  • en Grote(?) Barmsijs.

Binnen de inventarisatieperiode, maar buiten de gelopen rondes werden o.a. ook Roerdomp en Snor waargenomen. Kortom, verrassingen genoeg!

Een gewoon jaar

Extreem slecht of opvallend mooi weer hebben we tijdens dit seizoen niet ervaren, nattigheid en windkracht bleken ook niet uitzonderlijk. Evenmin deden zich opmerkelijke negatieve of geweldig positieve ervaringen voor. Kortom, een eigenlijk “gewoon” inventarisatieseizoen wat “in het veld” aangaat. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de uitwerkingen aan de diverse bureaus: de meeste berekende uitkomsten per broedvogelsoort waren niet bepaald uitschieters. Het totaal aan broedvogelsoorten kwam uit op 49, dit is drie minder dan in 2008, niet veel verschil dus. Er werden 469 territoria/broedparen opgetekend, dit is maar 9 minder dan een jaar eerder, dus vrijwel eenzelfde uitkomst. Nieuwe broedvogelsoorten waren er niet in vergelijking met de veertien voorgaande jaren, dus dit totale aantal blijft staan op 70.

Vogels

Moeras- en vochtige ruigtevogels

Bij het verslag over 2008 is er via een “special” nader ingegaan op de ontwikkeling aangaande bos- en struweelvogels. Nu komt habitatgroep “moeras- en vochtige ruigtevogels” gedurende de hele nu vijftienjarige periode van monitoring aan bod.

Onder de kop Vogels van moeras en vochtige ruigten is een achttal soorten samengevoegd, te weten:

  1. Waterral
  2. Waterhoen
  3. Blauwborst
  4. Rietzanger
  5. Bosrietzanger
  6. Kleine Karekiet
  7. Grote Karekiet
  8. Rietgors

De Meerkoet is een aan het leven in meer open water aangepaste rallensoort, deze zal t.z.t. (rapportage over 2010?) worden behandeld onder de kop “Vogels van open water”.

Gedurende de periode 1995/2009 hebben de acht soorten in totaal 732 territoria weten te vestigen, wat neerkomt op gemiddeld 49 per broedseizoen.

  • Het talrijkst blijkt de Kleine Karekiet met een jaargemiddelde van 23, ondergrens 14 (1995) en bovengrens 31 (2006).
  • Nummer twee op de ladder is het Waterhoen met gemiddeld 12, maar met veel meer fluctuaties; ondergrens 8 (1995, 1998, 2009).
  • Bosrietzanger en Rietgors ontlopen met gemiddeld allebei ongeveer 6 territoria per jaar amper, eerstgenoemde deed het in 2003 met maar 2 slecht en zat in 2006 op z’n top met 10. Laatstgenoemde soort vertoont een veel constanter beeld, diepte- en hoogtepunt resp. 4 (2008) en 8 (’97, ’98, 2004).
  • Van de minder voorkomende soorten scoort de Rietzanger het hoogst: gemiddeld ruim 1 territorium per jaar. Drie jaren was de soort afwezig, verder was er vijfmaal sprake van 2 territoria en zeven keer van 1.
  • De Waterral is als broedvogel nog schaarser: zesmaal aan- en negen keer afwezig. In 2000 en 2003 waren er zelfs 2 territoria, in 2001, ’02, ’03 en ’07 telkens eentje. In elk geval is er meermalen met succes gebroed: met name voor de Amaliahut zijn meerdere malen jongen gezien.
  • De Blauwborst heeft zich in 2005, ’08 en ’09 met telkens 1 broedpaar gesetteld en meermalen met succes: minstens in twee seizoenen zijn er jongen waargenomen.
  • Tot slot de Grote Karekiet: laat in het broedseizoen 2005 liet een mannetje gedurende een dag of 10, 11 tussen de Amaliahut en de rijweg Spookverlaat z’n vèr dragende kraszang horen. Hoewel het geen blijvertje was kon er op grond van de interpretatierichtlijnen van SOVON toch een territorium worden ingetekend. Mogelijk betrof het een elders mislukt of verstoord exemplaar. In elk geval een soort voor een ereplaats in de Spookverlaat/Kruiskade annalen!

Bekijken we het totaalgebeuren, dan blijkt het jaar 1995 een dieptepunt met in het geheel maar 37 territoria. Opmerkelijk: juist in dat jaar deed de Bosrietzanger het als enige goed. Het duidelijke topjaar is 2006 geweest met maar liefst 67 vestigingen. Zowel Waterhoen als Bosrietzanger en Kleine Karekiet zaten op hun topniveau, de overige soorten presenteerden zich ongeveer gemiddeld; de piek werd dus door maar drie soorten veroorzaakt.

Sectiegebieden

Het is leuk en interessant om de aanwezigheid van de acht soorten wat genuanceerder te bekijken, en wel verdeeld over een zevental secties van West naar Oost. Om het geen warboel van getallen te laten worden zijn vijf onderzoeksjaren, regelmatig verdeeld over de vijftien, nader bekeken. Het blijkt al gauw dat het ene moeras- en ruigte gebiedje bepaald het andere niet is …….

-
1
2
3
4
-
5
-
6
7
-
Het werkgebied: Oost naar West en van sectie 1 naar 7
  1. Sectie 1: het meest westelijk ligt het Oostvaartplasje, klein en voor pakweg 2/5 bedeeld met moerasvegetatie. Jaarlijks komen hier Waterhoen, Kleine Karekiet en Rietgors voor. Af en toe ook de Bosrietzanger en eenmaal de Rietzanger. In 2009 waren er 3 soorten met 6 territoria, toch is dit kleine gebied relatief redelijk soortenrijk (5 in de vijf nader onderzochte jaren). Ook doet dit onderdeeltje het niet slecht met 31 territoria in de 5 onderzoeksjaren.
    Beheer: Laat dit plasje niet teveel dicht groeien!
  2. Sectie 2: twee plasjes Beukeboom.
    Beide plasjes zijn ongeveer 2x het Oostvaartplasje in grootte. Qua habitatmogelijkheden en dus ook qua vogelbevol-king is daartussen een aanzienlijk verschil. Jaar-lijks komen Waterhoen en Kleine Karekiet in vooral het westelijke plasje voor. Onregelmatig treft men aan de westkant de Rietgors en af en toe zit zowel west als oost de Bosrietzanger. In 2009 bestond de “oogst” uit 3 soorten met 6 territoria; in de vijf uitgelichte onderzoeksjaren waren er in totaal 4 soorten en 19 territoria.
  3. Sectie 3: Koot.
    Behalve aan de oever van de Papevaart komt er in deze sectie geen moerasvegetatie voor. Hier zijn in de afgelopen 15 jaar geen territoria van de bedoelde soorten geregistreerd. In de zuidwesthoek van de vier boskavels noordelijk van de boerderij werd tot voor kort vrijwel jaarlijks de Bosrietzanger opgetekend. Door dichtgroeien en verbossing is dit sectieonderdeeltje inmiddels meer het domein van o.a. Spotvogel en Tuinfluiter geworden …… Tijdens de 5 uitgelichte onderzoeksjaren zijn er maar 2 van de hier bedoelde soorten als territoriumhoudend (3 territoria) geregistreerd.
    Beheer: Om de Bosrietzanger te houden/terug te krijgen zou dit beschreven stukje fors moeten worden gedund. Dat dit voor de bedoelde soort “werkt” is bewezen in het boskavel westelijk van de boerderij.
  4. Sectie 4: Amalia.
    Dit gebied is overduidelijk het grootste plas-moeras-ruigtegebied. De westelijke helft is voor moeras- en ruigtevogels verreweg het belangrijkst. Jaarlijks broeden hier Waterhoen, Rietgors, Bosrietzanger en Kleine Karekiet in behoorlijke aantallen. De Waterral heeft hier redelijk vaak een territorium gehad en meermalen met succes gebroed. De meeste vestigingen van de Rietzanger vonden hier plaats en vlakbij de vogelhut was het enige territorium van de Grote Karekiet. Het is ook de enige plaats waar de Blauwborst zich heeft gesetteld (3x, waarvan in elk geval minstens tweemaal met broedsucces). In 2009 waren er in deze sectie 6 van de 8 betrokken soorten present. Het gaat hier duidelijk om de meest rijke vogelsectie: de vijf geselecteerde onderzoeksjaren leverden niet minder dan 79 territoria moeras- en ruigtevogels op, wat gemiddeld neerkomt op 16. Opvallend zijn de relatief lage bijdragen van het laaggelegen plasje in de bocht van de rijweg Spookverlaat en het uitgegraven gebiedje direct oostelijk ervan.
    Beheer: Overigens is het de bedoeling dat het laatstgenoemde stukje grond deze winter zodanig gaat worden bewerkt dat er meer mogelijkheden zijn voor bijvoorbeeld vestiging van IJsvogel/Oeverzwaluw.
  5. Sectie 5: twee plasjes Van Schie.
    In het westelijke zijn niet zoveel vestigingsmogelijkheden voor de hier behandelde vogelsoorten. Jaarlijks broeden hier Waterhoen en in geringe mate + late vestiging Kleine Karekiet, incidenteel de Rietgors. De oostelijke plas meet ongeveer een derde van de Amaliaplas en is voor zowat de helft dichtgegroeid, dit verlandingsproces zet zich voortdurend voort. Na de zonet genoemde Amaliaplas is deze het soortenrijkst en dichtst bevolkt. Jaarlijks struikel je hier bijkans over de Kleine Karekiet, ook Waterhoen en Rietgors vestigen zich hier elk jaar. Daarentegen zit de Waterral, die hier regelmatig overwintert, hier maar incidenteel als broedvogel. Blauwborst en Rietzanger ontbreken hier, in het meest oostelijke stukje broedt sporadisch de Bosrietzanger.
    Bijzonderheid: jaarlijkse overwintering van de Roerdomp!
    In 2009 vestigden zich in dit plasje van de bedoelde categorie 4 soorten met 11 territoria en tijdens de uitgelichte vijf jaren 5 soorten. Als sectie staat dit gebiedje op de tweede ornithologische plaats in de pikorde: tijdens de vijf nader bekeken jaren 5 soorten en 43 territoria. Beheer: verlanden en bosvorming berokkenen nadeel aan de categorie vogels van moeras en vochtige ruigten.
  6. Sectie 6: Compier.
    Helemaal aan de oostkant (direct westelijk van het toegangspad naar boerderij Menken) is een plas, half zo groot als de Amalia-plas. Deze biedt weinig aan moerasvogelgebeuren: jaarlijks Kleine Karekiet en Waterhoen, op de in het zuiden aanpalende Kruiskade soms Bosrietzanger. Het seizoen 2009 had hier maar 2 soorten met 4 territoria in de aanbieding. Het gaat hier om een van de vogelarmste secties: tijdens de nader bekeken 5 jaren waren er maar 3 soorten als broedvogel present, met in totaal 20 territoria.
    Beheer: geef ruigtebegroeiing hier op de Kruiskade meer kansen voor vestiging van bijvoorbeeld Bosrietzanger en Grasmus.
  7. Sectie 7: Menken.

    Deze meest oostelijke plas in het monitoringsgebied is ongeveer even groot als die in sectie 6, maar omzoomd met duidelijk gevarieerder begroeiing. Dit vertaalt zich in een toch wel aardige ornithologische meerwaarde: jaarlijks broeden hier Kleine Karekiet, Waterhoen, Rietgors, regelmatig Bosrietzanger, onregelmatig Rietzanger, incidenteel de Waterral. Echter geen Blauwborst. In het hier aan de noordkant van de Spookverlaatrijweg gelegen vochtige, wat verruigde en een aantal jaren geleden fors uitgedunde zogenaamde Driehoeksbos (2 kavels) broedt af en toe het Waterhoen en is ook de Bosrietzanger (soms in meervoud) aan te treffen. Het jaar 2009 offreerde in de onderhavige categorie 4 soorten met 7 territoria, tijdens de 5 nader bekeken jaren waren dit 6 soorten met 36 territoria. Van de 7 secties bezet deze de derde plaats.

Toekomst

Voorts nog wat spannend en erg wetenswaardig nieuws aangaande het hele onderzoeksgebied: in 2009 werd zowel de Snor (Amaliagebied, waarneming) als de Sprinkhaanzanger (Menkensectie, Broedvogelinventarisatieteam) zingend als doortrekker aangetroffen. Zoals bekend mag worden verondersteld overwintert sinds een niet onaanzienlijk aantal jaren de Roerdomp jaarlijks met een of zelfs meerdere exemplaren in het hele gebied. Mogelijk/hopelijk zijn dit positieve voorbodes van nieuwe soortenvestigingen, wat het onderzoeksgebied ornithologisch flink zou verrijken…
Zulke dingen houden de spanning er in, en zo is er elk jaar wel iets anders wat de gemoederen bezighoudt!

Contact

Voor vragen over het Spookverlaat/ de Kruiskade kunt u zich tot richten.