Korte beschouwing over 2013

Instapgebied Kruiskade
Voorzomer op het Spookverlaat

In de periode 12 maart t/m. 30 juli 2013 is de broedvogelbevolking van dit oudste kerngebied van onze verenigingsactiviteiten intussen alweer voor de negentiende achtereenvolgende keer geïnventariseerd.
Hiervoor werden uiteindelijk 14 bezoeken benut, waarvan 9 ’s ochtends, 3 in de avond (speciaal t.b.v. o.a. avondzangers), een specifiek gericht op boomvalkgezinnen in de vroege avond en een ’s avonds/’s nachts vlak voor en verder na zonsondergang.  Verder werden er drie bezoeken om diverse redenen afgelast, zonder dat dit de eindresultaten denkelijk heeft beïnvloed.

Bij het evalueren van het broedseizoen 2012 werd een aantal afspraken gemaakt, die in de werkwijze van 2013 zijn nagevolgd. Zo is er in de ronden-dataplanning meer rekening te gehouden met de begin- en slotdata van de officiële geldige waarnemingen aangaande zoveel mogelijk soorten. Het wat later beginnen met de eerste ronde m.b.t. zowel de stand-dagvogels als de nachtvogels is sinds 2012 goed bevallen en daarom in 2013 gecontinueerd. Aangaande de avond- en nachtrondes is m.b.t. de starttijd meer relatie gelegd met het tijdstip van zonsondergang met betrekking tot enerzijds de nachtvogels en anderzijds de schemervogels die zich relatief kort voor en kort na zonsondergang laten zien en vooral horen. Helaas bleek er met name aangaande enkele late-avond- en nachtrondes gezamenlijke rationele benadering nodig om te beslissen of het zinvol was om deze door te laten gaan. Met als resultaat: wegkruisen ……. Het zij zo, er zou hoogstwaarschijnlijk niets meer aan het totaalplaatje zijn toegevoegd!

Dit seizoen werd een nieuwe broedvogelsoort aan de totaallijst toegevoegd, namelijk de Patrijs, het totale aantal  staat nu op 74.
Eventuele presentie van de Kerkuil is (soms ter plekke) nagetrokken bij aanwonende agrariërs, maar helaas weer (= nog steeds) zonder uitsluitend positief resultaat.

Het broedseizoen 2013 onder de loep

Zwanen, ganzen en eenden

Futengeluk: veiligheid ernaast en erop
Paartje waterhoentjes in hun element

In tegenstelling tot meestal bleek de presentie van de Wilde Eend  amper verschillend met die van 2012, n.l. 63 inplaats van 65; bekijken we jaarlijkse totalen dan is er veelal toch wel sprake van flinke aantalschommelingen bij deze soort.
Bij de Knobbelzwaan (6 broedparen, 2012-7) liepen net als in 2012 bijna alle broedpogingen op niets uit (natuurlijk “beheer”van ???).

De Grauwe Gans bleek een tikkeltje lager te scoren (9 i.p.v. 11).
Daarentegen bleven Grote Canadese Gans en Nijlgans gelijk (3 resp. 4) met het vorige broedseizoen.
Nieuwkomersoort sinds 2011, de Krakeend, bleef precies gelijkwaardig aan 2012 (8 territoria/broedparen).
De Kuifeend steeg alweer met een  dikke stip: van 4 in 2011 via 6 in 2012 naar maar liefst 13 in 2013!
Eerlijk gezegd zet het inventarisatieteam hier toch wel vraagtekens bij, maar we conformeren ons toch  uiteindelijk aan de landelijke clusteruitkomsten om niet landelijk-grootschalig dwars te gaan liggen.

Fuut, Blauwe Reiger, Ooievaar, Fazant, Patrijs, Scholekster

Ooievaar in het weiland Fuut met jongen
Ooievaar in het weiland Fuut met drie jongen

Blijkbaar zullen we eraan moeten wennen dat de Fuut  een lagere vestiging (van 5 tot 6 territoria) vertoont, waarbij de jongenproductie ook nog eens laag ligt.
Ons eigen Ooievaar-paalnest werd ook weer met succes door een broedpaar benut: er zijn twee jongen vliegvlug vertrokken, maar een derde heeft al jong het loodje gelegd (al is het dier nog wel waargenomen door VWG-leden).
De Fazant zit weer op het gemiddelde aantal territoria zoals zich dit in de periode na de eeuwwisseling  voordoet.
Erg verrassend was in juli de aanwezigheid van minstens twee amper “fladdervlugge” kuikens van de Patrijs in een bosjesberm met hoog gras;deelde later mee dat hij er zelfs vijf jongen had gezien tijdens wegoversteekacties; eind april was dooreen baltsend paar gezien in de nabijheid van het onderzoeksgebied. Al met al een prachtige geldige waarneming en dus vaststelling van de 74e broedvogelsoort in het gebied; nota bene nog een soort van de Rode Lijst 2004  ook!!
Voor de zevende keer in 19 jaar deed de Scholekster een broedpoging, weer op het kunstmatige eilandje vlak voor de vogelkijkhut “Amalia” en deze slaagde nu eens wel.

Roofvogels

Buizerd Haviksnest
Buizerd Haviksnest

Nu alweer voor het vijfde seizoen heeft de Havik genesteld, maar omdat het nest het begaf en er pas laat met de start was begonnen is het bij een resultaatloze poging gebleven.
Daarentegen was de Boomvalk alweer niet territoriaal aanwezig en dit loopt precies parallel met de presentie van het Havikenpaar, namelijk 6 jaar.

De Sperwer bleek wel weer aanwezig, tijdens de laatste ochtendronde hebben we later herhaaldelijk en duidelijk de bedelroep van 2 of 3 takkelingen gehoord.

Buizerdterritoria waren er 3, in een geval zijn 2 jongen op een nest gezien, in een ander geval werd er later prooi naar het nest gebracht.

De Torenvalk is meermalen gespot, maar onvoldoende voor een territorium (nu al vijf jaren achter elkaar ontbrekend). Hierbij rijst de vraag of de aanwezigheid van de Haviken de oorzaak is, omdat een slecht muizenjaar maar ongeveer eens in drie jaren voorkomt.

Rallen

Nadat de Waterral van 2000 t/m. 2004 jaarlijks present was en meermalen met succes jongen ter wereld bracht werd er nog maar eenmaal een territorium vastgesteld, namelijk in 2007. Mogelijk is dit een gevolg van een minder gunstige broedbiotoop door een veranderde verhouding in de natte huishouding. Twee dubieuze geluidwaarnemingen tijdens dit broedseizoen waren voor het team onvoldoende om van een “zekere” vestiging te willen spreken.

Het Waterhoen vertoont een historisch dieptepunt, mogelijk mede een gevolg van de langdurige winterperiode: slechts 5 territoria.

De Meerkoet laat een sterk dalende tendens zien: 2010-47 territoria, 2011-36,  2012-26 en nu in 2013 29; de soort zit hiermee weer op het peil van de jaren 1997 t/m. 2002. Mogelijke oorzaken kunnen liggen in stress wegens overbevolking en nestpredatie door Havik (en/of Vos?).

Duiven

Deze familie kent een toch wel iets ander verhaal. De Houtduif  zit na wat magere jaren met 17 territoria weer ongeveer op het niveau van de periode 2004/2009. Dit is nog wel onder het niveau van de jaren daarvoor, maar het is niet onlogisch om dit vooral aan het nestelen van het Havikenpaar toe te schrijven.

Bij de Holenduif  vertoont zich in de presentiecurve van 1995 t/m. 2013 een duidelijke meervoudige golfbeweging, maar met in vergelijking tot de jaren 2004/2007 een duidelijke daling: van 8 naar helaas nu nog maar 3 territoria, een evenaring van het laagterecord in 2003.

De Turkse Tortel  blijft een marginale soort die zich denkelijk (bijna) tot de boerderijen rondom het Spookverlaat beperkt en in die gevallen buiten het te inventariseren gebied valt.. In de nu 19 getelde jaren was de soort maar zeven keer met een of twee geldige territoria vertegenwoordigd, waarvan in de jaren 2002 t/m. 2010 en nu ook 2012 + 2013 helemaal niet. In 2012 vloog er trouwens een Havik met een Turkse Tortel in de klauwen vanaf een van de boerenerven naar het bezette nest er dichtbij.

Koekoek, Ransuil, IJsvogel, Spechten

Grote bonte specht
Grote bonte specht

Het zat er al aan te komen, maar nu was het jammer genoeg dan toch echt zover: de Koekoek als landelijk achteruitgaande Rode Lijstsoort liet het in “ons” onderzoeksgebied nu ook afweten! Wel werd er eenmaal ver buiten de begrenzing de alom bekende roep gehoord, maar daar bleef het bij. Toch is de soort 18 aaneengesloten jaren present geweest, zij het daarvan 13 keer met 1 territorium.

Nieuwkomer in 2012 met soortvolgnummer 73, de Halsbandparkiet, liet na een jaar alweer verstek gaan en nog zonder opgaaf van redenen ook!

De Ransuil reageerde op een bekende plek territoriaal roepend op onze cd, maar niet meer dan dat: voedselpiepende takkelingen zijn alweer niet gehoord. Oorzaken??  Deze zijn mogelijk meervoudig: havikenpredatie, slecht muizenjaar en een langdurende winter die zich voortzette in een veel te koude aprilmaand.  

De IJsvogel is maar drie jaar als broedvogel present geweest (2007 t/m. 2009), meerdere achtereenvolgende voor deze soort zware winters  hebben helaas landelijk voor een soortdecimering gezorgd.
Maar gelukkig evenaarde de Grote Bonte Specht diens presentierecord uit 2005: 5 territoria.                                 

Witte Kwikstaart, Winterkoning, Heggenmus

Een toch wel marginale zangvogelsoort blijft de Witte Kwikstaart, die zich meestal ophoudt rondom de grenzen tussen een boerenerf en het telgebied. Zo ook nu, voor in  totaal het achtste jaar en met voor de zesde keer maar 1 territorium, zij het nu binnenin het onderzoeksgebied  en niet aan een grens.

De Winterkoning is een echte standvogel en door zowel diens kleine postuur als voedselspecialisatie (insecten) niet bepaald winterhard. Al sinds 1983 inventariseer ik deze soort (o.a. De Houtkamp en het Spookverlaat) en ik heb toch echt de indruk uit vooral winterse dorps- en stadstuinwaarnemingen dat de vogeltjes in barre omstandigheden hun territorium tijdelijk verlaten om hun overleving in de niet te verre omgeving elders veiliger te stellen. Of het zou om wintergasten uit verwegisstan moeten gaan. In ieder geval: soms is er in de presentiecurve een flinke deuk te zien, maar deze is (tot nu toe) nooit van lange duur geweest. In elk geval: in 2010 19 territoria, in 2011 een sprongetje naar 25, in 2012 waren het er 27en na de lange winterperiode van het laatste seizoen toch nog 26.

Mogelijk is de Heggenmus minder wintergevoelig, want deze soort voedt zich zowel met insecten als kleine zaden. In 2013 was er sprake van 8 territoria, meestal zit het aantal net onder de 10 met gemiddeld 6,5 (dit vooral door de lage stand in de jaren 1995/2001).

“Kleine” en “grote” lijsters

Zanglijster Merel Roodborst
Zanglijster Merel Roodborst

Net als in 2012 ontbrak de Blauwborst in 2013, mogelijk levert het gebied voor deze prachtige soort toch geen topbiotoop (meer).

Ook de Roodborst bleef uiteindelijk dit broedseizoen afwezig: territoriale waarnemingen van deze nog relatief lang doortrekkende soort zijn pas laat op kalender “geldig”, zodat er soms negatieve verrassingen zijn!  
Relatief goed kwam de Zanglijster uit de bus met deze keer 3 vestigingen.
In vergelijking hiermee is de Merel  een veel talrijkere soort met nu 21 territoria.

Rietzangers

Een toch wel ietwat vreemd trekvogeltje, die Rietzanger: voormalige Rode Lijstsoort, lage presentie in het Spookverlaat (1 à 2 tot 1x 3 territoria) met ook nog eens drie jaren afwezigheid gedurende 19 jaar, en dan ineens in 2011 niet minder dan 7 territoria gevolgd door 5 in 2012 en 4 in 2013! Nog steeds boven de gemiddelde presentie van 2,2 …….. maar nu wel weer dalend in tendens.
Daarentegen zat de Bosrietzanger  ook in 2013 laag: slechts 2 territoria en de vestigingen waren laat ) wat wil je ook met zo´n winterse aprilmaand als langeafstandstrekker!

Deze trekvogelklasse geldt ook voor de Kleine Karekiet, net als in 2012 verscheen deze soort in twee clusters: de voorhoede op het ongeveer normale vestigingstijdstip, maar de “bulk” nu duidelijk later; denkelijk ook als gevolg van de slechte weersomstandigheden, maar met. uiteindelijk 24 territoria zat de soort precies op “gemiddeld” in 19 jaar.

Spotvogel, struik- en loofzangers

Stappen we over naar de volgende trekvogelsoort uit “verweg-Afrika”, n.l. de Spotvogel : het gaat hier om een Rode Lijstsoort. Daarom is het was in 2011 fijn om vast te stellen dat dit een recordjaar was, met niet minder dan 11 geldige territoria! Maar succes is niet altijd blijvend: 2012 stopte bij 5, wat nog wel bovengemiddeld is. Daarom was het toch wel verrassend dat er in 2013 toch weer een hoog aantal van 9 vestigingen uitrolde, in grootte het tweede in 19 inventarisatiejaren!

Ondanks enkele sporadisch hoge getallen als 6 en 5 territoria in de afgelopen19 jaar is en blijft de Grasmus toch min of meer een marginale soort: voor de in totaal derde keer kwam de teller niet verder dan 1.

Bij de Tuinfluiter vallen er relatief forse verschillen op: de jaarlijkse vestigingen variëren van 6 tot 21; toch lijkt het erop dat er wat stabilisering gaande is: net als in 2011 en 2012 kwam de telling in 2013 uit op 11 territoria.
Daarentegen blijken de zaken bij de Zwartkop in de laatste acht jaren veel duidelijker: onafgebroken rondom 20 vestigingen; in 2013 werd het record van 2012 (22 territoria) geëvenaard); een soort die het als korteafstandstrekker prima doet.

Eigenlijk valt over de Tjiftjaf  een vergelijkbare conclusie te trekken: met 20 territoria en sinds een jaar of zeven onafgebroken aantallen van rond de 20 doet deze zelfde soort trekvogeltype als de vorige het gewoon goed.
In de ouder wordende bosachtige vegetatie heeft de Fitis het doorgaans wat moeilijker, in de presentiereeks zitten vanaf 2004 nogal wat pieken en dalen bij deze bekende langeafstandstrekker: tussen 4 en 10 territoria, in 2013 waren er weer eens 10 vestigingen

Grauwe vliegenvanger, Mezen, Boomkruiper

Pimpelmees
Pimpelmees

Hoera, de Grauwe Vliegenvanger vestigde zich nu al voor het derde achtereenvolgende jaar! Hoewel er scherp aandacht aan deze “moeilijke” soort is gegeven bleef het deze keer bij 1 vastgesteld territorium van deze Rode Lijstsoort! Maar wel met een hoge broedzekerheidscode: 14 (= voedsel naar het nest brengen)!

Een erg leuk vogeltje is en blijft de Staartmees, na het record van 4 vestigingen werden het er in 2013 “maar” 2; mogelijk is de lage winterhardheid van deze vogeltjes een oorzaak van deze daling. Bekijken we het gezamenlijke aantal territoria (30) in relatie tot het aantal vestigingsjaren (12) dan is het gemiddelde 2,5; dus valt het aantal van 2 toch niet echt tegen.

Over de Koolmees valt met 12 territoria te concluderen dat het precies een gemiddeld jaar was, terwijl bij de Pimpelmees kan worden geconstateerd dat deze met nu 9 broedparen iets bovengemiddeld scoorde.
Een evenaring van het in 2009 door de Boomkruiper neergezette territoriarecord: 4 en dat na een voor deze wintergevoelige soort langdurig moeilijk koud halfjaarseizoen! In 2013 was de soort naar maar 1 vestiging getuimeld, we vonden dit nogal ongeloofwaardig en namen ons voor om er in 2013 attent op te zijn. Welnu, toeval of niet, maar wel een sprong van 1 naar 4 ……..

Kraaiachtigen, mussen

Putter
Ringmussen

In het verslag over 2012 werd de negatieve conclusie getrokken dat de Ringmus na 3 achtereenvolgende jaren van afwezigheid, voorafgegaan door een voortdurende sterke daling die zich in 1998 al inzette, in het onderzoeksgebied als uitgestorven zou kunnen worden beschouwd. Maar wie schetst onze verbazing dat er tegen het einde van het broedseizoen een in het riet (Amaliaplas) foeragerend exemplaar werd ontdekt, dat vervolgens met voedsel in de snavel naar een van de aanliggende boerenerven vloog! Broedcode 14 voor een teruggekomen Rode Lijst 2004-soort!  Hopelijk is het een blijvertje en neemt de populatie van deze landelijk moeizaam scorende soort hier nu langzaam maar zeker weer toe!

Daarentegen deed de Gaai deed het slecht met een score van slechts 3, in totaal kwam dit in 19 onderzoeksjaren maar driemaal voor. Havikenpredatie zal ongetwijfeld een nadelige invloed hebben gehad.

Eenzelfde verhaal geldt voor de Ekster: deze opvallende soort heeft enerzijds concurrentie van de Zwarte Kraai te duchten en wordt in het telgebied dan ook nog eens geconfronteerd met aartsvijand Havik ….. Na een toppresentie met rondom 10 territoria is de stand na 2006 (vestiging eerste Havik) gaan zakken en werden er in 2013 nog maar 4 territoria gescoord.Net als in 2009 gaat het hier om eenzelfde laagterecord.   

De Zwarte Kraai  blijkt zich vanaf ongeveer het jaar 2000 te hebben gestabiliseerd met van even tot ruim boven de tien (nl. 11 tot 14) jaarlijkse territoria. Het jaar 2005 lijkt incidenteel een topper met 18. Eventuele predatie-invloed van de Havik lijkt op zijn minst discutabel, want zouden de vele niet-territoriale vogels die rondzwerven/slapen niet  een gemakkelijker prooi zijn omdat ze minder fel zonder territorium reageren? Toch bleek de stand in 2013 behoorlijk ingezakt: met slechts 9 territoria zit de soort nu op het lage niveau van het begin van de onderzoeksjaren, namelijk 1995/1999 toen er sprake was van minstens 6 tot hoogstens 9 vestigingen. 

Vinken en Rietgors

Een geleidelijk stijgende presentiecurve zien we duidelijk bij de Vink: in het tijdvak 1995/2004 van minstens 3 (1995) tot hoogstens 9 territoria (1997 en 2003) naar vanaf 14 t/m. 22 in de periode 2005 t/m. 2013. In de eerstgenoemde periode was het jaarlijks gemiddelde 6,3 en in het laatstgenoemde tijdvak 18,1. In dit verslagjaar  kwamen we tot 19 geldige territoria; er lijkt langzamerhand stabilisering rond 20 plaats te vinden.

Groenling en Putter waren in 2013 allebei present, ook alweer marginaal met respectievelijk 1 en 2 territoria.
Tot slot de Rietgors: een door de 19 jaren heen geweldig stabiele soort met in 2013 6 vestigingen, alweer conform het jaargemiddelde. 

Broedvogels Rode Lijst 2004 + Europese Vogelrichtlijn 1979 / Natura 2000

 

In het verslag over 2011 is ingegaan op allerlei kennisfacetten en wetenswaardigheden aangaande de Nederlandse Rode Lijst en de Europese Vogelrichtlijn 1979. Later is in hetzelfde verslag vervolgens op de betreffende vogelsoorten in het onderzoeksgebied ruimschoots nader ingegaan.
In 2013 werd door vijf Rode Lijstsoorten in het gebied territoriaal geadverteerd en/of al dan niet met succes genesteld. Dit waren:

  • Patrijs (1),
  • Ransuil (1),
  • Spotvogel (9),
  • Grauwe Vliegenvanger (1) en
  • Ringmus (1).

Soorten van de Europese Vogelrichtlijn bleven helaas in 2013 afwezig.

De Koekoek liet voor het eerst sinds de start van het inventarisatiewerk verstek gaan. Erg jammer natuurlijk, maar afgaand op de landelijke trend zo langzamerhand niet echt onlogisch.

Ooievaar in het weiland
Ransuil - Takkeling

Verder liet de Ransuil zich verschalken door de cd-apparatuur en reageerde daarop met de bekende territoriumroep in een al jarenlang bekende locatie. Maar alweer is het de vraag of er jongen zijn uitgevlogen omdat deze tijdens meerdere nachtelijke bezoeken nooit hun kenmerkende bedelroep hebben laten horen. Evenmin zijn er voedselvluchten gezien.

 Totaal onverwacht heeft de Patrijs zich geschaard in de rij op de gebieds-broedvogellijst, en wel met het volgnummer 74. Eind april had ons VWG-lidal een actief  paartje net buiten het gebied gezien en een tip gegeven, maar binnen het Spookverlaat was er niets gebeurd dat op aanwezigheid duidde. Maar op 15 juli fladderden er op een smal looppaadje tussen hoog bermgras aansluitend op een boskavel twee kuikens van hooguit 10 tot 12 dagen op zo’n 20 cm hoogte een meter of wat van ons weg. Ze doken allebei het gras in en kropen daaronder weg (het gras maakte kleine golfbewegingen) naar de dichte bosrand. Ouders of andere jongen hebben we niet gezien/gehoord. Vanzelfsprekend hebben we het erbij gelaten, ondanks dat het op de kalender al laat was ging het om een geldigheidswaarneming die “zwaar genoeg” meewoog. Later deelde ons VWG-lidmee dat hij zelfs 5 kuikens daar de weg had zien oversteken! Alles bij elkaar: een voor het gebied nieuwe soort, tevens eentje van de Rode Lijst 2004 en dat precies in het “Jaar van de Patrijs”!  Opvallend leuk dus.

Ook de Grauwe Vliegenvanger  was weer present, weer in het intussen al bijna “traditionele” boskavel, maar in dit broedseizoen weer met slechts 1 territorium. Daarentegen was de broedzekerheidscode nu erg hoog (code 14 van het maximum van 16) omdat er voedsel werd getransporteerd en niet door de oudervogel zelf geconsumeerd!

Het in 2011 gevestigde record van 11 Spotvogelterritoria werd niet gehaald, maar met niet minder dan 9 vestigingen (de een na hoogste) zat deze soort er toch dicht tegenaan.

Tot slot positieve verrassing nummer twee: na drie achtereenvolgende seizoenen met afwezigheid (na jarenlange daling) kon de Ringmus weer op de broedvogellijst worden bijgeschreven! Dus is er gelukkig nog geen sprake van uitsterven in/bij het Spookverlaat: er werd door een oudervogel in het riet van de Amaliaplas gefoerageerd, de prooi(en) werden niet verorberd maar met een voedselvlucht naar een van de dichtbij gelegen boerenerven gebracht.

Presentie van stand- en zwerfvogels, korte- en langeafstandstrekkers over 1995/2013”

Laten we de aanwezige broedvogels eens opdelen naar de aard van het verblijf:

Standvogels: verblijven gedurende het hele jaar in het territorium of in de nabijheid ervan; scheiding met “zwerfvogel” soms wat lastig aan te geven.

    Deze groep is duidelijk de “bulk” van de Spookverlaat-broedvogels, met in totaal  niet minder dan 30 soorten. De groep omvat achtereenvolgens: Knobbelzwaan, Grauwe Gans, Canadese Gans, Nijlgans, Wilde Eend, Krakeend, Kuifeend, Buizerd, Sperwer, Havik, Torenvalk, Fazant, Waterhoen, Meerkoet, Turkse Tortel, Grote Bonte Specht, Winterkoning, Heggenmus, Merel, Staartmees, Koolmees, Pimpelmees, Matkop, Boomkruiper, Gaai, Ekster, Zwarte Kraai, Ringmus, Groenling en Putter. Soms is de scheiding met “zwerfvogels” lastig aan te geven.

Zwerfvogels: zwerven buiten de broedtijd, afhankelijk van de voedselsituatie, meer of minder nomadisch door de verre omgeving of in verder weg gelegen landen, zijn in principe geen echte “korte-afstandstrekkers”.

    Deze groep omvat 13 soorten, te weten Fuut, Bergeend, Slobeend, Waterral, Scholekster, Holenduif, Houtduif, Ransuil, IJsvogel, Roodborst, Zanglijster, Spreeuw en Rietgors.

Korteafstandstrekkers: verblijven meestal alleen tijdens en rond de broedtijd in ons land, vertoeven verder veelal in gunstiger gelegen streken zoals rond de Middellandse Zee.

    Witte Kwikstaart, Zwartkop, Tjiftjaf en Vink.

Langeafstandstrekkers: verblijven alleen  tijdens en rond de broedtijd in ons land, overwinteren vooral in Afrika bezuiden de Sahara.

    Ooievaar, Boomvalk, Koekoek, Blauwborst, Rietzanger, Bosrietzanger, Kleine Karekiet, Spotvogel, Grasmus, Tuinfluiter, Fitis, Grauwe Vliegenvanger. Allemaal bij elkaar opgeteld komt dit tot 12 soorten

De broedgevallen per groep vanaf de onderzoeksjaren 1995 tot heden zijn dit jaar als special opgenomen.

Landschapsbeheer en broedvogelinventarisatie

Habitats
Open water Moeras
1. Open water 2. Moeras
Bos Overig
3. Bos 4. "Andere" habitatcategorie

Het Spookverlaat-Kruiskadeplot bestaat uit meerdere soorten leefgebied (= habitat of biotoop), in het over 2006 en voorafgaande jaren (1995/2006) uitgebrachte speciale en uitgebreide rapport is hieraan ruime aandacht gegeven. Het is en blijft natuurlijk altijd interessant om bepaalde uitkomsten van verschillende jaren onderling te vergelijken aangaande de verschillende biotopen met daaraan gekoppeld de gewoonlijk daarin vertoevende broedvogels.Daarom is ook nu dit hoofdstuk opgenomen. In de bijlagen is een zevendelige territoriakaart toegevoegd met gegevens van de al jarenlang gebruikte vier verschillende habitatgroepen in het gebied, hierop is ook weer zichtbaar gemaakt waar zich territoria bevonden van de Nederlandse Rode Lijst-2004-vogels. Veel soorten leven in elkaar overlappende habitats, de meest gebruikte is voor deze rubriek benut.

Landschapsbeheer SBB/VWG in relatie tot de broedvogelstand

In het uitgebreide boekvormrapport over 2006 en voorgaande jaren (1995/2006) aan Staatsbosbeheer is een aantal keuzemogelijkheden voorgelegd en zijn aanbevelingen gedaan aangaande “broedvogels en beheer”.  Ook in latere jaren is via rapportages als deze hieraan regelmatig wat aandacht besteed.

Dit alles met het oogmerk om:

  • met meer succes bepaalde broedvogelsoorten te bewegen hun voortplantingsactiviteiten in het gebied te activeren;
  • of om aan meer broedvogels in dunner bevolkte delen binnen het gebied mogelijk ook wat meer verantwoorde vestigingskansen te bieden;
  • wellicht zelfs mogelijk bepaalde soorten voor uitsterven in het gebied te behoeden.

Sinds lange tijd is er regelmatig hierover contact tussen de VWG-mensen van Landschapsbeheer  en die van Broedvogelinventarisatie aangaande landschapsbeheer in combinatie met vogelrijkdom. Bij de halfjaarlijkse besprekingen met Staatsbosbeheer aangaande de plannen m.b.t. het Landschapsbeheer in het onderzoeksgebied steeds meer (ook) de broedvogelinventarisaties betrokken. Dit bevordert ook de intussen steeds “breder wordende” benadering door SBB tijdens de besprekingen en oriëntatierondes met “Landschapsbeheer”, zodat er regelmatig een aantal sterk vogelgerelateerde ideeën wordt opgenomen in de werkplanning voor de knotseizoenen. Intussen is in de knotseizoenen sinds vooral 2007/2008 tot op heden in allerlei met SBB afgesproken plekken flink wat fors en ingrijpend onderhoudswerk gedaan. 

  • Zowel bijvoorbeeld het creëren van hakhoutbosjes als het veroorzaken van stormschades alsook op kleinere en grotere  schaal “ringwerk”  kwamen en komen regelmatig aan hun beurt. Dit onder het motto dat flinke uitdunningen en het creëren van faseringen in de vegetatielagen een duidelijke aanzet geven tot het doordringen van meer lucht en licht. Daardoor wordt  de groei van (meer) mos-, kruid- en struiklaagvegetatie gestimuleerd. Dit is dan weer gunstiger voor een gevarieerdere en talrijkere vogelbevolking, o.a. door meer insectenrijkdom.
  • In ieder geval komt er in meerdere boskavels weer veel meer “ruimte voor lucht en licht”. Als het dan daarna loopt zoals (ongeveer) gewenst is betekent dat ook weer meer mogelijkheden voor de avifauna.

Het team van 2013

Ook tijdens het afgelopen broedseizoen 2013 beleefden de aan de inventarisatie meegewerkt hebbende Vogelwerkgroepleden weer veel gezelligheid, plezier en voldoening.(verslag en foto's),, en stappen vol goede moed en met veel plezier straks het alweer 20ste (!!) broedvogelinventarisatieseizoen 2014 in.  

Meer van langer geleden?

Meer ontwikkelingen door de tijd treft u in het overzicht van alle onderzoeksjaren vanaf 1995 tot heden

Meer weten over 2013?

Dit verslag is een samenvatting van het rapport aan Staatsbosbeheer regio West en SOVON.

Het volledige rapport over 2013 is beschikbaar. De bijlagen zijn:

    1. Spookverlaat-Broedvogels 2013-Bijlage 1 - Territoriumkaarten 51 soorten, aan te vragen bij
    2. Spookverlaat-Broedvogels 2013-Bijlage 2 - 7 kaartbladen met territoria 2013 in 4 habitatcategoriën, aan te vragen bij
    3. Spookverlaat-Broedvogels 2013-Bijlage 3 - 7 kaartbladen met territoria 2013 in 4 trekvogelcategoriën, aan te vragen bij
    4. Spookverlaat-Broedvogels 2013-Bijlage 4 - Algemene verenigingsgegevens en gebiedsinformatie